Peter* heeft slecht geslapen, hij heeft gisteren te horen gekregen dat zijn klasgenoot overleden is en daardoor nooit meer naast hem in de schoolbanken zal zitten. Hij denkt er de hele dag aan, maar vandaag zullen ze er met de hele klas over gaan praten, heeft hij te horen gekregen na een telefoontje van de juf. Als hij in de klas binnenkomt zit er naast de juf een mevrouw die hij nog niet kent. Zij stelt hem gerust door zich voor te stellen.